Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

OVER SCHRIJVEN, LITERATUUR EN DE ACADEMIE

Published onDec 05, 2024
OVER SCHRIJVEN, LITERATUUR EN DE ACADEMIE
·

Mr. dr. Frank Nellen1 en Prof. dr. Ad van Doesum2

Samenvatting:
In deze bijdrage gaan Frank Nellen en Ad van Doesum in op twee interesses die zij met Hans Arts delen: de literatuur en de kunst van het schrijven. Dit doen zij aan de hand van citaten van bekende literatoren.

Kernwoorden:
Literatuur, Hemingway, schrijven, Pascal, Reve, Lincoln, IG Nobelprijs

Hans is geen academicus die zich, als gevolg van de hyperspecialisering binnen het belastingrecht, beperkt tot zijn eigen vakgebied. We durven zelfs te beweren dat hij in de traditie staat van de wijsgeren van weleer, met hun haast onbegrensde interesse voor alles waarmee de mens in aanraking komt.3 In deze bijdrage gaan wij in op twee van zijn vele interesses: de literatuur en de kunst van het schrijven. Dit doen we aan de hand van enkele citaten van literatoren, waarbij we niet zelden een brug slaan naar een wereld die we zo lang met Hans hebben gedeeld: die van de academie.

Houd het kort!

In de Nederlandse taal zijn er nogal wat bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden voorhanden waarmee iemand kan uitdrukken dat de tekst die hem onder ogen is gekomen niet bepaald beknopt is: langdradig, breedvoerig, lijvig, lang, volumineus, uitgesponnen, omvangrijk, wijdlopig. Ook aanzienlijk is het aantal woorden waarmee die persoon vervolgens zijn ongenoegen kan uiten, dit in samenhang met het daadwerkelijk moeten lezen van de tekst: saai, vervelend, afstompend, stroperig, wollig, geestdodend, enzovoorts. Met zijn pen heeft Pascal de lange tekst op prachtige wijze indirect bekritiseerd, en wel door middel van een bondig aforisme:

“Ik schrijf je een lange brief, want ik heb geen tijd voor een korte.”

-Blaise Pascal

Ook juristen doen er goed aan om bondig te schrijven. Het jargon is immers al zo beladen met betekenis dat slepende, grammaticaal gecompliceerde zinnen vaak afbreuk doen aan de boodschap. In de fiscaliteit kennen we de Stevensprijs, die elk jaar door uitgeverijconcern Wolters Kluwer wordt uitgereikt aan een “jonge auteur die complexe fiscale materie op eenvoudige wijze weet te verwoorden”.4 Een lovenswaardig initiatief dat ons hopelijk blijft herinneren aan de meerwaarde van klare, bondige taal.

Op dit punt is het voor ondergetekenden onontkoombaar om de hand in eigen boezem te steken. Immers, twee beruchte gevallen van wijdlopigheid betreffen de dissertaties ‘Information Asymmetries in EU VAT’ (651 pagina’s) en ‘Contractuele samenwerkingsverbanden in de btw’ (755 pagina’s).5 Als scheppers van deze werken achten wij de kans uiterst gering dat één van ons ooit de Stevensprijs zal winnen, temeer daar wij inmiddels ook al niet meer voldoen aan het vereiste van jeugdigheid. Het enige dat wij ter verdediging van ons bedenkelijke publicatieverleden kunnen aanvoeren is dat we ten tijde van het schrijven van onze proefschriften onbezonnen waren, als wilde bronco’s dravend op een uitgestrekte vlakte, en dat we wellicht ook te veel onder de invloed stonden van de Europese instituten, die met hun schrijfdrift op het vlak van de btw niet noodzakelijk het goede voorbeeld hebben gegeven.6 Overigens heeft Hans Pascals boodschap wel ter harte genomen; zijn sierlijk handzame proefschrift, getiteld ‘Kapitaalstortingen voor de vennootschapsbelasting’, is met zijn 387 pagina’s een toonbeeld van kernachtigheid.

Zozeer zijn wij inmiddels doordrongen van de noodzakelijkheid van duidelijke, bondige taal, dat wij in de Scriptiehandleiding ‘indirecte Belastingen’ op dit punt enkele schrijfaanwijzingen hebben opgenomen. Wij schrijven:

“Short and grammatically simple sentences are often best. Refrain from using overly complicated formulations; simply call a dog a dog, not a ‘four-legged mammal, be it domesticated or not, of the canine tree of species’.”7

Zetten wij de juridische schrijfstijl echter af tegen de literaire, dan valt op dat bondigheid binnen de bellettrie niet noodzakelijk op de voorgrond staat. Het alom geprezen meesterwerk ‘Op zoek naar de verloren tijd’ van Marcel Proust telt maar liefst 1,2 miljoen woorden.8 En in Nederland kennen we natuurlijk de lijvige romancyclus van Voskuil, ‘Het Bureau’, waarvan gezegd wordt dat deze ten tijde van zijn complete herdruk de productiecapaciteiten van de drukker danig op de proef heeft gesteld. Meer recent valt te denken aan ‘Alkibiades’ van Pfeiffer, die, ondanks uitvoerige beschrijvingen van zee- en veldslagen, de duizend pagina’s net niet heeft gehaald.

Aan de andere zijde van het spectrum treffen wij ‘De oude man en de zee,’ van Hemingway. Een toonbeeld van bondigheid. En tegelijkertijd het bewijs dat, wat betreft literaire waardering, een handvol goedgekozen woorden niet hoeft onder te doen voor een eindeloze roman: Hemingway ontving immers de Pulitzerprijs voor dit werkje, dat verhaalt over een oude Cubaanse visser die op een gammel bootje een marlijn probeert te vangen. Korte zinnen, misschien wel omdat de meester het te druk had met drank en vrouwen, maar ook een prachtig, melancholiek en aangrijpend verhaal. ‘Kom, vis’ staat er tegen het eind van het boek, en zie daar: er bestaat geen manier om deze parel van de wereldliteratuur beter samen te vatten.9

Typen of schrijven

“Ik kan aan een handschrift altijd wel zien of het iemand is die beter doodgeslagen had kunnen worden dan in leven gelaten.”

-Gerard Reve

Gevreesd waren ooit de dagen dat de toetsen binnenkwamen. Sommige academici lagen er dan al nachten wakker van, want toetsen betekenden torenhoge stapels papier. En niet zomaar papier: papier gevuld met zwierige krullen en hoekige krassen. Studenten zijn geen schoonschrijvers, leerde iedere corrector al snel na indiensttreding. En dus zat je avondenlang voorovergebogen over vlekkerige wangedrochten van haastig uitgeschreven antwoorden, verscheurd door het haast ontembare verlangen om je ogen rust te geven. Zijn er cijfers toebedeeld die hoger zouden zijn uitgevallen wanneer de betreffende student op voorhand een paar cursussen kalligrafie had gevolgd? Ongetwijfeld. Vergis je niet: ook nu nog liggen wij geregeld wakker, denkend aan dat ene genie dat tijdens zijn of haar academische loopbaan onopgemerkt is gebleven, enkel en alleen omdat hij of zij het schrijven met de hand nooit werkelijk onder de knie heeft gekregen.

Welnu, een kleine uitstap naar de geschiedenis. Maar al te vaak blijkt de mens op het nippertje in staat om door middel van een technologische doorbraak de neergang van de mensheid af te wenden. Denk aan de knechting van het vuur aan de vooravond van een nieuwe ijstijd die, met bijbehorende wilde beesten, de sukkelende mensheid dreigde te overspoelen. Of aan de ontdekking van penicilline door Fleming, een paar jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Zulke momenten zijn voer voor de megalomane gedachte dat wij, aapachtige doch briljante wezens, altijd in staat zijn om oplossingen te vinden wanneer de druk door levensbedreigende omstandigheden hoog genoeg oploopt.10

Nu willen wij uiteraard niets afdoen aan de gewichtigheid van de wereldgeschiedenis. Toch ligt hier een parallel met de academie die wij niet aan ons voorbij kunnen laten gaan. Want is het niet zo, dat men aan de Universiteit van Maastricht korte tijd geleden heeft besloten om over te stappen op digitale toetsing met behulp van laptops, en wel omdat de toetscorrectoren massaal in burnouts dreigden te geraken? Vijf voor twaalf, gered door de verworvenheden van het digitale tijdperk. Evenwel komt zowel de ondoorgrondelijkheid als de meedogenloosheid van het lot op dit punt om de hoek kijken – want laat het besluit om over te stappen op laptops nou net zijn genomen vlak voor Hans’ pensioen. De profijten gaan aan hem voorbij. Wij kunnen hem slechts een schrale troost bieden, en wel in de vorm van ons onvermijdelijke bruggetje naar de literatuur: Jeroen Brouwers, de grote stilist en polemist, schreef tot aan het eind met de pen. Uit trots. Hans en hij hadden elkaar ongetwijfeld in de ogen kunnen kijken.

Op zoek naar een boodschap

Calvin: I used to hate writing assignments, but now I enjoy them. I realized that the purpose of writing is to inflate weak ideas, obscure poor reasoning, and inhibit clarity. With a little practice, writing can be an intimidating and impenetrable fog! Want to see my book report?

Hobbes (reading the title): The dynamics of interbeing and monological imperatives in Dick and Jane: a study in psychic transrelational gender modes.

Calvin: Academia, here I come!

-Bill Watterson

“That man can compress the most words in the fewest ideas of any man I ever knew.”

-Abraham Lincoln

In 1993 won een zekere F. van de Werf samen met 975 co-auteurs de ‘IG Nobelprijs’, een jaarlijkse prijs waarmee onderzoek belachelijk wordt gemaakt, voor een publicatie die honderd keer zoveel auteurs als bladzijden had.11 Lezen wij het citaat van Lincoln hierboven, dan is onze conclusie dat het IG Nobelcomité hiermee een grote misser heeft begaan. Stel je voor: 976 wetenschappers die allereerst hun wijsheid op papier weten te zetten, en vervolgens ook nog eens terug weten te brengen tot een destillaat van honderd pagina’s. Zouden rechtscolleges dat met btw- of vennootschapsbelastingzaken doen, dan blijft er voor ons juristen veel meer tijd over – bijvoorbeeld voor het lezen van de grote werken van de (wereld)literatuur.

Uiteraard is Hans nooit in aanmerking gekomen voor de IG Nobelprijs. De reden is, zo menen wij, eenvoudig: in het kader van zijn onderzoek heeft hij altijd voldoende wezenlijke onderwerpen behandeld. Zo schreef hij over de kwijtscheldingswinstvrijstelling, de heffing van overdrachtsbelasting bij bedrijfsopvolging, de alleenstaande-ouderkorting, de fiscale behandeling van kapitaalstortingen, het overgangsrecht van de Wet IB 2001, schuldtoerekening in de inkomstenbelasting, heffing van dividendbelasting onder een belastingverdrag, en vele andere onderwerpen. Met andere woorden: Hans heeft wat te zeggen.

Op het eerste gezicht is het opmerkelijk dat in het literaire veld geen plaats lijkt voor het criterium dat teksten ergens over moeten gaan. Denk aan het meest geprezen Nederlandstalige literaire werk van de laatste eeuw: ‘De avonden’, van Gerard Reve. Tien dagen lang volgen we Frits van Egters, een jongen die niets anders doet dan zichzelf en anderen vervelen. En dan is daar nog ‘Hersenschimmen’, van Bernlef, waarin de hoofdpersoon Maarten Klein steeds minder doet en denkt. Wij zien het zo: soms bestaat de beste literatuur juist uit weinig of niets, namelijk in die gevallen waarin het gebrek of de afwezigheid van het wezenlijke het centrale thema vormt. Beide boeken zijn zeer lezenswaardig, overigens.

Waar ware schoonheid kan bestaan uit weinig of niets, kan een brede interesse slechts aanhouden bij veel of alles. Bij het verenigen van een brede interesse met ware schoonheid dient het resultaat ervan bondig én netjes op schrift gesteld te worden. Hans weet dat als geen ander.

Hans, het ga je goed.

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?