Skip to main content
SearchLoginLogin or Signup

Altijd perspectivisch

Published onJun 27, 2024
Altijd perspectivisch
·

1.

Wij zijn geen collega’s, geen vrienden, maar ook geen vijanden van elkaar. Beginnend aan een bijdrage voor een liber amicorum is het niet onverstandig om onze relatie duidelijk te krijgen. De verhouding tussen Maarten Doorman en mij is een controlerende, toezichthoudende; hij is de toezichthouder, ik ben degene die onder zijn toezicht staat. Misstappen kan ik me dus niet permitteren in dit stukje, begrijp ik. Omzichtigheid is geboden, zonder echter saai, belangeloos, nietszeggend-neutraal te worden. Het moet wel een beetje spannend blijven, niet alleen maar ontspannend.

2.

Jaren geleden – ik ben slechts heel weinig jonger dan Maarten – speelde ook ik met de gedachte filosoof te worden. Als student kunstgeschiedenis in Amsterdam, na een niet afgesloten studie Nederlandse taal- en letterkunde, woonde ik de nodige colleges bij in de mooie discipline cultuurfilosofie en esthetica. Op zoek naar de verbinding tussen waarheid en schoonheid, kwam ik er al snel achter dat waarheid slechts relatief is en ware schoonheid niet absoluut vast te stellen en vooral perspectivisch bepaald is. En, misschien nog wel ontluisterender, dat het beeldend kunstwerk feitelijk ook een integraal onderdeel van een reële wareneconomie is. Dat maakt het bijzonder naast andere producten van andere kunsten. Het vertegenwoordigt belangen, geldelijke belangen en kan als handelsgoed tegen betaling van eigenaar wisselen. Niet absoluut mooi en niet vrij van belangen, de kunst.

3.

Bij het bijvoeglijk naamwoord ontluisterend denk ik ook terug aan Menno ter Braaks Démasqué der schoonheid, dat ik enkele jaren eerder had gelezen. Ter Braak koos in het beruchte debat over vorm of vent, samen met zijn medestrijder Du Perron onverbiddelijk voor de vent. Tijdens mijn studie letterkunde groot geworden met de literatuur van de Tachtigers en tegelijkertijd verslinder van het oeuvre van de grote volksschrijver Gerard Reve begreep ik van Ter Braak en Du Perron dat ik wellicht niet langer voor de Tachtigers moest kiezen. Voor Reve kon ik wel blijven kiezen, leek mij, met name omdat in zijn werk meer dan bij menig ander auteur vorm en vent een eenheid aangaan. Decennia later ben ik nog steeds die mening toegedaan, met dien verstande dat ik niet zomaar grinnik bij de moreel abjecte passages in zijn boeken. Mijn perspectief op Reve is in de loop der jaren veranderd, maar een groot schrijver blijft hij. Ik denk dat Maarten en ik de bewondering voor het schrijverschap van Gerard Reve delen en tegelijk ook het verschuivende en verschoven perspectief op waarde kunnen schatten. Mooi blijft het werk, maar de maatschappelijke en ethische kaders zijn verschoven.

4.

Denkend aan Maarten Doormans dialectiek tussen Romantiek en Verlichting stuitte ik ook op het werk van Bas Jan Ader, de mythisch geworden kunstenaar die in 1975 zeilend, midden in zijn kunstwerk In Search of the Miraculous, tussen Cape Cod en Groningen verdween. In 2006 stelde ik een overzichtstentoonstelling van zijn werk samen voor Museum Boijmans Van Beuningen. In 2013 schreef Maarten in aflevering 8 van De Gids: ‘Bas Jan Aders beroemde zwart-witfilmpje I am too sad to tell you (1971) toont ons na de handgeschreven tekst van deze titel ruim drie geluidloze minutenlang frontaal het gezicht van de huilende kunstenaar, op het onbehaaglijke af. Het lijkt aanstellerij of flauwe ironie, maar wanneer je het ziet geloof je het gek genoeg, en niet alleen wanneer je ander werk van hem kent en weet hebt van zijn even raadselachtige als noodlottige einde bij een project waarin hij voorgoed met een bootje op zee verdween. Opnieuw dringt de vraag zich op hoe dat mogelijk is.’ Het essay is getiteld ‘Het onvermijdelijke leven van de kunstenaar’. Het maakt duidelijk dat het leven zelf wel degelijk ook een rol van betekenis in veel belangrijke moderne en hedendaagse kunst speelt. Bovendien maakt het duidelijk dat het meer romantische sentiment naast de meer rationele, conceptuele, verlichtte aspecten in een en hetzelfde werk kunnen samenkomen.

5.

De Duitse kunstcriticus Jörg Heiser cureerde in 2002 een thematische tentoonstelling met de titel Romantic Conceptualism, die onder meer in de Kunsthalle Nürnberg te zien was. In de tentoonstelling liet hij werk van 23 kunstenaars zien. Bas Jan Aders werk stond centraal in de tentoonstelling. Heiser schreef in kunsttijdschrift Frieze: ‘Bas Jan Ader's entire, if small, body of work invests the Conceptual with what appears to be its antithesis: romanticism. In the 16mm silent film I'm Too Sad to Tell You (1971) we see the artist weeping. He is not blubbering in a hysterical outburst, but seems racked by a more profound grief. The piece echoes Warhol's Kiss, but this time the one long, single close-up is not displaying the fulfilment of love but what looks more like its aching absence; though, as the title pronounces, we will never know for certain. “I'm too sad” just signals that it is “important we know that there is a reason”. We expect Conceptual art (especially its linguistic variety) to tell us something, but Ader just shows. This absence of explanation produces a strong paradox: it is as if he is staging, in the same manner as an educational film on anthropology, a basic human behaviour using common facial expressions. But still his crying is moving and his grief seems earnest. It leaves us with the disturbing feeling that we are witnessing an expression of inconsolable sorrow. (…) The colour photograph Farewell to Faraway Friends (1971) is the most direct reference in Ader's oeuvre to historical Romanticism. We see the lone artist at the edge of the sea, silhouetted by a beautiful sunset, alluding both to Caspar David Friedrich's scenes and to the kitschy picture postcard tradition that developed after them. It is as if Ader is mourning this history of devaluation itself, as if the faraway friends were the early Romantic artists who once, with fresh eyes, discovered Sublime nature as a mirror of their soul, and whose discovery is now obsolete. In the early 19th century, when the idea of the Picturesque in landscape painting became immensely popular, Europe was in the midst of the Napoleonic wars. From the outset the gaze of the Romantic beholder was contaminated with the viewpoint of the commander looking at the battlefield. (It has been argued many times that one of the reasons why Conceptual art developed in the mid-1960s was a disgust with the beautiful commodifications of art in the face of the Vietnam war.) Farewell to Faraway Friends suggests that the seeming incompatibility of the Conceptual and the romantic goes back to the historical roots of artistic production in Modernity at large.’

6.

Ik ben maar een eenvoudig kunsthistoricus en zeker geen filosoof, hoewel ik er graag een zou zijn geworden. Binnen mijn hedendaags kunsthistorisch vocabulaire heb ik eenvoudig de categorie Verlichting door Conceptualisme vervangen. Gelukkig zijn er ook echte filosofen, zoals Maarten Doorman, die daarnaast ook nog verstand van kunst hebben. Of, om het romantisch-passender te zeggen, een gevoel voor kunst hebben. Lang leve het perspectief.

Comments
0
comment
No comments here
Why not start the discussion?